Alle botten samen vormen jouw skelet: schedel, kaken, wervelkolom, ribbenkast, bekken, armen, benen en handen. Het skelet geeft vorm aan je lichaam, zodat je niet als een drilpudding in elkaar zakt. Het skelet beschermt ook onze hersenen, hart en longen, om maar een paar voorbeelden te noemen. En daar heeft het skelet zijn handen vol aan. Vraag een skelet daarom niet om ook nog eens uit zichzelf te bewegen. Daar heb je spieren en gewrichten voor nodig. Gewrichten zijn de uiteinden van je botten. Ze werken als een soort scharnieren. Bijvoorbeeld in je schouder, knie of vingers. Je botten kun je bewegen dankzij je spieren. Die spieren zitten met pezen stevig aan je bot vast. Je spieren gebruiken je botten als een soort hefbomen.