In de lucht zweven allemaal kleine deeltjes van verschillende geurstoffen. Bij het inademen komen die deeltjes bovenin je neus terecht. Daar heb je duizenden piepkleine cellen: de geurreceptoren. Die vangen de geurstoffen op. De lucht die je door je neus inademt, stroomt over die stoffen heen. Daardoor kunnen je zenuwen die geur met allerlei boodschappen doorsturen naar je hersenen. Ruik je bijvoorbeeld een brandlucht, dan is de boodschap: pas op! Je hersenen zorgen dan dat je actie neemt. De brandweer bellen bijvoorbeeld. Of het vlees op de barbecue omdraaien. Ben je verkouden, dan zwelt vaak het slijmvlies in je neus op. Het verspert daardoor de weg voor de geurstoffen. Je ruikt dan bijna niets. En als je iets eet of drinkt, dan smaakt dat ook veel minder. Ruiken en proeven hebben namelijk heel veel met elkaar te maken. Dat komt doordat de ‘geurontvangers’ van je neus in je keel uitkomen.