Longen kun je trainen met ademhalings- en conditieoefeningen. Hierbij gebruik je bijna alle spiergroepen die om de longen heen zitten. Zo kun je je longcapaciteit – dat is de hoeveelheid lucht die je per ademhaling uitademt – vergroten of je ademhaling aanpassen. Mannelijke topsporters kunnen hun longcapaciteit vergroten van 5,5 naar 8 liter per minuut, vrouwelijke topsporters van 4,5 naar 6,5. Een trompetspeler moet lang kunnen blazen. Met een speciale techniek kan hij de tonen veel langer rekken. Een sportduiker die lang onder water wil blijven, moet heel rustig ademen. Een zuurstoffles heeft tenslotte maar een beperkte hoeveelheid zuurstof. En als je eruit gaat zien als een smurf, is dat niet gezond! Roken heeft precies het tegenovergestelde effect op je longen dan het doen van oefeningen: door te roken vernauwen de vaatjes in je longen en holt je conditie achteruit.