In je maag komt er allemaal zoutzuur bij je eten. Dat is goed, want daardoor gaan de meeste schadelijke ziektekiemen, zoals bacteriën en virussen, dood. Maar als dat zoutzuur in de rest je lichaam komt, maakt het van alles kapot. Daarom maakt de alvleesklier grote hoeveelheden natriumbicarbonaat aan. Die stof zorgt dat het zoutzuur niet meer zo zuur is. Daarnaast maakt de alvleesklier spijsverteringsenzymen. Die helpen de dunne darm om eiwitten, vetten en koolhydraten te verteren. Wel zo handig, want die stoffen heeft je lichaam heel hard nodig. Elke dag maakt je alvleesklier wel meer dan een liter nuttig sap, aan vol natriumbicarbonaat en spijsverteringsenzymen, en stuurt dit door naar het begin van je dunne darm. Die enzymen zijn trouwens behoorlijk slimme jongens: in de alvleesklier zijn ze nog helemaal niet actief, want dan zouden ze de alvleesklier zelf opeten. Pas in de dunne darm laten ze zien wat ze kunnen. Maar dan gaan ze ook echt helemaal los.